INTERVIEW: ROB EN HANNIE MOORS
Kwekerij Moors bestaat vijftig jaar. Onder de bezielende leiding van Rob en Hannie Moors groeide het bedrijf uit Asten-Heusden de afgelopen jaren uit tot een belangrijke speler in de paprikateelt. Al is groei nooit een doel op zich geweest. Ambitie, plezier, betrokkenheid en verantwoordelijkheid zijn vele malen belangrijker, menen de ondernemers, die door gezondheidsproblemen van Hannie leerden om te genieten van de kleine dingen in het leven. “Het gaat niet om wat je hebt, maar hoe je daarmee omgaat.”
Rob Moors loopt door de kas, terwijl de stralen van een aangenaam najaarszonnetje door het glas vallen. Het seizoen loopt op zijn einde en de laatste paprika’s hangen nog aan de planten. Rob kijkt tevreden om zich heen. “Ik ben nooit echt in de wieg gelegd om voor een baas te werken”, zegt hij. “Als ondernemer is geen dag hetzelfde, dat past veel beter bij mij.” De tuinbouw, en de teelt in het bijzonder, heeft hem altijd getrokken. Zijn ouders begonnen de kwekerij in 1974, exact vijftig jaar geleden. Rob werd geboren in het huis naast de kas. Hij hielp als kind mee op de kwekerij en besloot uiteindelijk ook om een tuinbouwopleiding te volgen. “De Middelbare Tuinbouwschool, want ik was altijd al praktisch ingesteld”, zegt Rob. “Ik was geen student. Huiswerk stond op de tweede plaats. Ik wilde veel liever op het bedrijf werken dan in de schoolbanken zitten. Net zoals ik nu nog steeds liever in de kas ben dan op kantoor zit.” Zijn broer en zus hadden in die tijd beiden geen interesse om in het bedrijf te stappen. Rob wel en in 1998 was het moment daar.
Het was een jaar later, in 1999, dat Rob Hannie ontmoette. Tijdens de lokale kermis in de kroeg. Hannie, een boerendochter, studeerde op dat moment nog Agrarische Bedrijfskunde aan de HAS in Den Bosch. De twee werden verliefd en er bloeide iets moois op. Hannie ging na haar studie aan de slag bij Rabobank. Parrallel daaraan gingen Rob en Hannie samenwonen, kregen zij hun drie zoons Sven, Tim en Stan en ontwikkelden zij plannen om het bedrijf van Rob’s ouders over te nemen. Rob was stapje voor stapje verder in het bedrijf gegroeid. “In 2007 zijn we plannen gaan maken om het bedrijf te verdubbelen van 4 naar 8 hectare. Dat was een flinke diepte-investering, waarbij mijn ouders besloten om daar niet meer aan mee te doen. Daarom hebben we het pad gekozen om in 2008 eerst de overname te regelen en daarna uit te breiden”, aldus Rob. “We zijn nog een traditionele man-vrouwmaatschap”, vult Hannie aan. “Dat past goed bij ons. Ik heb het ondernemerschap van huis uit meegekregen en het voelde als een logische stap om zelf ook in het bedrijf te stappen. Door de komst van de kinderen ben ik vervolgens parttime gaan werken. Rob de teelt, ik op kantoor.”
verkeerde kant op...
Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. En dat was in zekere zin ook zo. Want het ging allerminst vanzelf. Na de geboorte van hun eerste kind kreeg Hannie serieuze gezondheidsproblemen door een ernstige zenuwbeschadiging. Jarenlang leefde ze met chronische pijn en continue vermoeidheid. “De beginjaren waren echt wel tropenjaren omdat ik eigenlijk geen energie had”, zegt Hannie. “Ik zat toen nog behoorlijk in de ontkenningsfase, ook omdat ik geen keuze had. We hadden net het bedrijf overgenomen, hadden geïnvesteerd in een uitbreiding en kregen in ons eerste teeltjaar ook nog eens te maken met het meest dramatische paprikajaar ooit.” In korte tijd belandde het bedrijf daardoor ook nog eens in bijzonder beheer. “Het was heel moeilijk, alles leek op dat moment de verkeerde kant op te vallen”, vertelt Rob. “We moesten qua kosten alles uitknijpen, alle kleine dingetjes hielpen. En gelijktijdig worstelde Hannie met haar gezondheid.” Toch bleven ze positief. “Want we dachten ook: als we door al deze ellende heen komen, hebben we uiteindelijk de beste start ooit gehad en hebben we een stevige basis voor de toekomst”, zegt Hannie. “We kregen daarbij ook heel veel vertrouwen van mensen en partijen om ons heen. Uiteindelijk is zakendoen dan ook mensenwerk.”
Zo kwamen ze er zakelijk gezien daadwerkelijk weer bovenop. In 2014 werd een bestaand bedrijf aangekocht en groeide Kwekerij Moors opnieuw. “We zaten toen nog wel in de situatie van bijzonder beheer en kregen de EHEC-crisis ook nog even tussendoor, maar we hebben die stap wel kunnen zetten”, zegt Rob. “En vanaf dat moment hebben we de wind weer in de zeilen gekregen.” Hannie knikt. “Het gaf ons weer zelfvertrouwen, de organisatie klopte en we konden weer vooruit kijken. Er is heel veel veranderd qua bedrijfsgrootte de afgelopen jaren en door mijn gezondheid werden we gedwongen om nog meer na te denken over de toekomst, maar in de kern zijn we altijd hetzelfde gebleven.”
Leuk leven leiden
Rob en Hannie geven aan dat groei nooit een doel op zich is geweest. “Ambitie, plezier, betrokkenheid en verantwoordelijkheid, dát zijn onze kernwaarden en dat vat goed samen wie we waren en nog steeds zijn. We willen op Champions League-niveau paprika’s telen, maar wel met oog voor de omgeving en de mensen die bij en met ons werken.” Rob: “En we willen zelf een leuk leven blijven leiden, ook met oog op de gezondheid van Hannie. Dat is altijd een afweging die we maken: doen we een uitbreiding, moeten we daar dan harder door gaan lopen en wordt het lastiger of maak het ons leven leuker? In ons ondernemersplan hebben we daar echt een paragraaf aan gewijd. Als we een keuze maken, dan doen we dat alleen omdat we daar een leuker leven van krijgen en anders doen we het gewoon niet.”
De meeste recente uitbreiding, een jaar geleden, is daar een goed voorbeeld van. De tomatenkas van de buurman werd gekocht, waardoor er maar liefst 17 hectare bijkwam. Daar tegenover werd de locatie in Someren van 6 hectare verkocht. Op die manier wordt de volledige productie geclusterd in Asten-Heusden, wat voor meer overzicht en gemak zorgt. De tomatenkas werd afgelopen jaar verbouwd en het eerste gedeelte wordt in 2025 in gebruik genomen. Daarnaast werd de afgelopen jaren geïnvesteerd in meerdere alternatieven voor de energievoorziening. “We willen als bedrijf verduurzamen en minder fossiele brandstoffen gebruiken”, aldus Rob. “Want telers zijn net gewone mensen”, vult Hannie aan. “Iedereen is thuis ook veel bewuster geworden de laatste tien jaar, bij het aanzetten van de wasmachine of het scheiden van afval. Dat zie je in de tuinbouw net zo goed terug.”
Daarbij maakt Hannie zich wel zorgen over de polarisatie in de samenleving en de mening die iedereen heeft over de tuinbouw. “We moeten onszelf niet gek laten maken. We zijn een hartstikke mooie sector en moeten dat met veel meer trots uitstralen. Ik vind dat zelf ook best ingewikkeld, want als mensen kritisch zijn betrek ik dat ook al snel op mijzelf. Maar we doen echt ons best en dat moeten we ook laten zien. Lang niet alles is wat het voor de buitenwereld lijkt.” Ook dat is een transitie die de sector moet doormaken, meent Rob, al is dat niet gemakkelijk. “Want als we ons openstellen, moeten we wel het échte verhaal vertellen en niet alleen de rooskleurige kant. Dat is best eng, want het levert ook weer tegengas op.” Om die reden zijn veel telers terughoudend in wat zij vertellen en uitdragen, denkt Rob. “Niemand wil gedoe. Maar we moeten daar ook niet van weglopen als we iets willen veranderen. Alleen kost die verandering wel tijd, dat gaat niet van de ene op de andere dag.”
Dat soort thema’s zijn ook onderdeel van het ondernemer zijn, geeft Rob aan. Maar wat voor type ondernemer zijn Rob en Hannie eigenlijk? “Wij zijn modern, innovatief en vooruitstrevend, maar wel met de traditionele normen en waarden”, zegt Hannie vol overtuiging. “We zijn een echt familiebedrijf, waarbij iedereen in de organisatie even belangrijk is. Of je nu uit Bulgarije, Someren of Heusden komt, iedereen mag mij ’s avonds een berichtje sturen als hij of zij ergens hulp bij nodig heeft.” Toen er in Polen hevige overstromingen waren, werd ook aan medewerkers gevraagd of hun familieleden hulp konden gebruiken. Bovendien kregen alle getroffenen een bijdrage om op een passende manier te besteden. “Dat soort dingen vinden wij gewoon belangrijk en past bij hoe wij als werkgever willen zijn. We zijn als bedrijf te groot om het met z’n tweeën te doen en hebben hele fijne mensen bij ons werken. Zonder hun commitment hadden we niet gestaan waar we nu staan. Dat wij in deze tijd van arbeidskrapte niet mogen mopperen, is misschien wel het mooiste compliment.”
Kritischer geworden
Daar komt ook de gezondheid van Hannie om de hoek kijken. Want hoewel er onlangs een nieuwe behandelmethode werd gevonden die haar helpt, zal ze waarschijnlijk wel altijd ziek blijven. “Door mijn gezondheidsproblemen loop ik tien jaar voor op mijn leeftijd. Daardoor maak je bewuste keuzes en zoek je meer naar de balans. Je wilt vooral ook een leuk leven hebben. Ik kan mijn energie niet overal in stoppen, maar wil wel graag de maïzena, de verbinder, kunnen zijn in de organisatie. Ik wil tijd en energie hebben om, als het even niet goed gaat met iemand, ’s avonds langs te gaan met een bloemetje. Dat vind ik veel waardevoller dan een netwerkborrel. Mijn energie besteed ik het liefst aan dat intermenselijke contact.”
En dan zijn er ook nog drie kinderen en een leven naast het werk. “De jongens zijn nu 18, 16 en 14 en ik vind het heel mooi om hen te zien opgroeien in een ondernemersgezin. Je ziet dat zij heel creatief denken en met oplossingen komen. Aan de keukentafel gaat het altijd over werk, maar als ik op kantoor zit kan ik ook opeens worden gebeld door een mentor van school. Dus werk en privé lopen heel erg door elkaar heen. Dat maakt het ook leuk, dat is de charme van een agrarisch bedrijf. Dat ‘kneuterige’ hoort er wat mij betreft bij, terwijl we ook super vooruitstrevend zijn in de teelt en acteren op Champions League-niveau in de paprikasector. We hebben van alles een beetje en proberen alle ballen hoog te houden.” Daarbij probeert Rob zijn hoofd leeg te maken door op de fiets te stappen. Hij deed afgelopen jaar mee aan Alpe d’HuZes en ziet het fietsen echt als uitlaatklep. “Ik probeer wel twee tot drie keer in de week te fietsen en ieder vrij moment dat ik heb ook. Ik doe dat samen met vrienden uit het dorp, dus het heeft ook een sociaal aspect, maar ik vind het heerlijk om in de buitenlucht te zijn. Hoe moe ik ook ben, het geeft mij toch weer energie.” Hannie haalt haar ontspanning onder andere uit koffie drinken met vriendinnen en Netflix kijken. “Dat klinkt misschien heel suf, maar door de behandel- methode die ik op dit moment krijg, kan ik weer meer dan voorheen. Ik ben zó blij dat ik zelf de was kan doen en de hond weer kan uitlaten. Lange tijd kon ik niet lopen en was ik afhankelijk van een rolstoel. Het is niet in woorden uit te leggen hoe fijn het is om dat soort gewone dingen weer te kunnen.” Dat betekent niet dat de pijn weg is, geeft Hannie aan. “Ik merk ook dat de pijp snel leeg is als ik te veel doe. Maar ik geloof wel dat mijn lijf in staat is om meer en meer te herstellen door de pijnbehandeling en dat ik op wilskracht nog stappen kan zetten.”
Alles eruit halen
Hoewel zij nu mobieler is dan de afgelopen jaren, is ze niet aanzienlijk gelukkiger dan dat ze voorheen was, zegt Hannie. “Het is wel gemakkelijker geworden om het leven leuk te vinden. Maar ik heb geleerd om met die pijn en vermoeidheid om te gaan en mij daaraan aan te passen. Zoals ik ook heb geleerd om alles uit vriendschappen te halen en te genieten van kleine dingen. Ik kon nooit met mijn kinderen fietsen, maar met mijn handbike kon ik, als ik een beetje energie had en het heel goed weer was, met onze Stan naar de bakker. Dat was misschien maar één keer per jaar, maar daar genoot ik meer van dan iemand die elke dag met zijn kinderen fietst. Voor mij was dat een uitje, iets speciaals. Het gaat dus niet om wat je hebt, maar hoe je daarmee omgaat.”
Inmiddels werkt de broer van Rob ook in het bedrijf en wie weet volgt er met de kinderen straks nog een nieuwe generatie. Al hoeft dat van Rob en Hannie niet. “Ze moeten vooral doen waar zij gelukkig van worden. Het bedrijf is ónze passie, we hopen vooral dat zij de vrijheid ervaren om hun eigen keuzes te maken. Onze succesfactor is dat wij doen wat we leuk vinden, waar- door we mensen aan ons binden die ook doen wat zij leuk vinden. En als je iets leuk vindt om te doen, word je daar vaak ook heel goed in. Zo valt de puzzel voor ons in elkaar.”