Verduurzamen

Groenere toekomst chrysant dankzij lieveheersbeestje?

Zijn lieveheersbeestjes straks de sleutel in de beheersing van bladluizen in chrysant? Dat testen ze uit bij Leen Middelburg Chrysanten in Made. De telers zijn flink onderweg om het gebruik van chemische middelen te verminderen. Met behulp van biologische bestrijding, groene middelen en biostimulanten bouwen ze een weerbaar teeltsysteem op.

Tekst: Pieternel van Velden
Fotografie: Sorcha Tijmons

Het is een stralende voorjaarsdag en lekker warm in de kas van Leen Middelburg Chrysanten in Made. Een medewerker rijdt de spuitboom naar voren. Aan de spuitboom hangen zes camera’s die op hun ronde door de kas plagen kunnen detecteren, maar ook de gewasstand kunnen meten. De neven Barry en Martijn Middelburg inspecteren het gewas, samen met Guido Halbersma en Richard van Spronsen van Van Iperen. Halbersma en Van Spronsen zijn specialisten die de telers al jaren begeleiden in hun zoektocht naar duurzamere en groenere teeltmethoden. Leen Middelburg Chrysanten teelt op verschillende locaties in het Westland en Brabant en heeft inmiddels een omvang van zo’n 25 hectare.

'het JAPANSE LIEVEHEERSBEESTJE HEEFT ONZE OGEN GEOPEND'

100% Groen Geteeld

“Voor de teelt van chrysanten moeten we te veel chemische middelen gebruiken om het gewas gezond te houden. Zelfs met geïntegreerde bestrijding loopt de tripsaantasting uit de hand, hebben we hier gemerkt,” vertelt Barry Middelburg. “Ik ben helemaal klaar met dat spuiten.” Om die reden is Barry een van de initiatiefnemers van het project 100% Groen Geteeld, dat zich richt op het verduurzamen van de sierteeltsector. Dit project heeft tot doel de afhankelijkheid van chemische gewasbeschermingsmiddelen te verminderen door het toepassen van biologische bestrijders en het gebruik van technische middelen, zoals insectengaas en camera’s. Het project is onderdeel van een bredere beweging in de sierteeltsector, waarbij steeds meer telers proberen de afhankelijkheid van chemische middelen te verminderen. In dit kader zijn diverse pilots gestart met gewassen zoals phalaenopsis, gerbera, kalanchoë en chrysanten. In de teelt van glasgroenten loopt eenzelfde initiatief. De samenwerking in dit project is cruciaal. “Je kunt het niet alleen,” zegt Barry. Het project benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen telers, toeleveranciers – waaronder Van Iperen - en andere stakeholders. “Het is een gezamenlijke zoektocht naar de juiste oplossingen.”

Escalatieladder

In januari vorig jaar zijn de chrysantentelers van start gegaan, die zich in dit project richten op plaagbestri ding in het gewas. Het remmen en het bestrijden van bodemziektes vallen hierbuiten. Allereerst installeerden zij insectengaas. “We hebben een jaarplanning gemaakt waarin we de inzet van biologische bestrijders en middelen hebben geschetst,” legt Martijn Middelburg uit. “En we hebben niet naar de kosten gekeken. Het gaat er nu om wat het beste werkt voor de teelt.” Barry vult aan: “Als je altijd eerst uitgaat van de kosten, kom je niet verder. Dan durf je niet voldoende biologische bestrijding in te zetten. We hebben een schema gemaakt waarin
we een overdosis aan biologische bestrijders inzetten om te zorgen dat het gewas gezond blijft.” Naast het gebruik van biologische bestrijders, wordt er gewerkt met een zogenoemde escalatieladder. “Als een plaag zich voordoet, hebben we een vastgestelde drempelwaarde,” legt Barry uit. “Als die overschreden wordt, grijpen we in door eerst

extra biologische bestrijders in te zetten. Pas daarna gebruiken we groene middelen en pas als allerlaatste synthetische middelen.” Scouten is een essentieel onderdeel van het proces. Martijn en de medewerkers controleren hoe het gewas ervoor staat. Ze rapporteren wat ze zien en delen dit met de rest van het team. “Het is belangrijk om snel te kunnen signaleren of er iets mis is met de plant. Je ziet het meteen aan de stand van het gewas,” vertelt hij. Op termijn willen Barry en Martijn overschakelen naar digitaal scouten. De camera’s die aan de spuitrobot zijn bevestigd, detecteren de gewasgroei en sturen de gegevens naar het managementprogramma QMS Chrysant. De camera’s kunnen ook plaaginsecten en biologische bestrijders detecteren. Dit systeem is echter nog niet feilloos. Martijn legt uit: “De biologie werkt eigenlijk te goed. Vorig jaar vonden we te weinig plaaginsecten, maar het is wel belangrijk dat het systeem gegevens verzamelt om de kunstmatige intelligentie (AI) te trainen.”

Leerzaam eerste jaar

Elke maand worden de resultaten besproken met de pilotgroep. “Het eerste jaar was leerzaam,” zegt Barry. “De bestrijding van trips ging veel beter, vooral doordat we meer biologische bestrijders inzetten. Door minder chemische middelen te gebruiken sloeg de biologische bestrijding beter aan.” Een van de uitdagingen waar ze tegenaan liepen, waren wantsen en taxuskevers. Het insectengaas houdt ze in principe tegen, maar misschien zijn ze op een andere manier in de kas gekomen. Halbersma legt uit dat nieuwe plagen vaak een kans krijgen, juist door de inzet van biologische bestrijders. “We vonden bijvoorbeeld de rode chrysantenluis, een plaag die we niet of nauwelijks kenden. Waarschijnlijk was die er in het verleden ook wel, maar werd hij onder controle gehouden door breedwerkende middelen. Met praktijkgericht onderzoek hebben we diverse groene middelen onderzocht. Daardoor kunnen we straks ook een ‘groene oplossing’ voor deze plaag toepassen. ” Andere plagen zoals de Turkse mot en de mineervlieg zijn geen probleem meer, want het gaas houdt ze tegen. Spint werd goed onder controle gehouden door de inzet van Phytoseiulus.

Lieveheersbeestjes
vs bladluizen

Toch bleef bladluis het grootste terugkerende probleem. In eerste instantie werden Chrysoperla en Aphydoletes ingezet, maar dat was niet altijd voldoende. Richard van Spronsen vertelt dat ze voor het eerst het Japanse lieveheersbeestje, Propylea, hebben ingezet op plekken waar veel bladluis zat. “Dit beestje heeft onze ogen geopend. Het is een echte ‘grazer’, die veel verschillende bladluizen predeert,” vult Guido Halbersma aan. “We hebben er ervaring mee opgedaan in de paprikateelt, maar we zien er ook een goed effect van in de chrysantenteelt. Er zijn wel wat aandachtspunten. Propylea is kostbaar en moet goed worden uitgezet op bladluishaarden. Propylea heeft een daglengte van twaalf uur nodig om zich te kunnen vermeerderen. In de praktijk kunnen ze zich vanaf april zelf in stand houden. Nu is de daglengte korter in de verduisteringsperiode, dus gaan we aankomend jaar leren hoe we deze in stand kunnen houden in een chrysantengewas.”

Afgelopen winter werd het lieveheersbeestje zes tot zeven keer pleksgewijs uitgezet op luishaarden en voor volgend jaar moet het een vaste plek krijgen in de strategie. Martijn legt uit: “Het systeem is nu in balans, en het zou met minder beestjes moeten lukken. Het insectengaas houdt ze keurig in de kas.”Het pilotproject duurt drie jaar. Barry benadrukt dat de groene aanpak wel twee keer zo duur is als de gebruikelijke methode met synthetische middelen. “We hebben dit jaar overvloedig biologische bestrijding uitgezet, maar als we het in de vingers hebben en het scouten verder automatiseren kunnen die aantallen wel wat omlaag. Ondanks de hogere kosten blijft de motivatie hoog. “De wil om groener te telen is er absoluut. We willen de overgang maken naar een duurzamere en gezondere teelt.”

Deel dit artikel
Terug naar artikelen